Autisme
Wat is Autisme - Klassiek autisme?
Klassiek autisme is een autismespectrum stoornis.
Autismespectrum of autistisch spectrum is een verzamelnaam
van diverse soorten autisme. Autisme is een pervasieve
ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt door beperkingen in de sociale
interactie, de communicatie en zich steeds herhalend gedrag. De stoornis is al
aanwezig voor de geboorte, maar is op zeer jonge leeftijd vaak nog niet
duidelijk te diagnosticeren. Vaak is dat pas vanaf het derde levensjaar
mogelijk, maar het kan ook pas op latere leeftijd duidelijk worden, afhankelijk
van de alertheid van ouders, verzorgers en artsen.
De stoornis kan niet genezen worden. Een persoon met een ernstige vorm van
autisme kan niet zelfstandig leven. Vroeger dacht men dat alleen mensen met een
verstandelijke handicap autistisch konden zijn. Tegenwoordig wordt autisme als
grotendeels onafhankelijk van de intelligentie beschouwd. Wat de oorzaken van
autisme betreft, zijn er nog maar weinig wetenschappelijk goed onderbouwde
conclusies. Autisme heeft evenveel uitingsvormen als er mensen met autisme
zijn.
Klassiek Autisme of vroegkinderlijk autisme
Klassiek autisme is een van de zeer ernstige pervasieve
ontwikkelingsstoornis. Vaak wordt de aandoening aangeduid met 'autisme', een
term die ook vaak voor verwante stoornissen wordt gebruikt. De aandoening
begint voor de leeftijd van drie jaar en kenmerkt zich door een achterblijvende
ontwikkeling op drie terreinen: sociale en empatische contacten,
ontwikkeling van communicatie en taal, en gedragsontwikkeling.
Wie bepaald of je autisme hebt?
Gedragsobservaties blijven voorlopig de algemeen aanvaarde basis
voor het stellen van een diagnose van autisme. Dit kan al op jonge
leeftijd. Daarbij kijkt de deskundige vooral naar de (sociale)
ontwikkelingsgeschiedenis, de medische voorgeschiedenis, taalontwikkeling.
stereotype gedrag/interesses/handelingen, cognitief functioneren,
neuropsychologische gezondheid, motorische vaardigheden, zelfredzaamheid, en
psychisch en sociaal-emotioneel functioneren.
Hoewel diagnostische instrumenten zoals gedragsvragenlijsten en
observatieschalen de betrouwbaarheid verhogen, blijft de juiste diagnose sterk
afhankelijk van de klinische ervaring en de intuïtie van de diagnosticus in het
herkennen van een bepaald gedragspatroon. Met andere woorden, er is nog steeds
een aanzienlijk subjectief element in de diagnostiek.
Daarnaast wordt de ontwikkelingsgeschiedenis van de persoon in kaart gebracht
in een gesprek met hem en zijn nabije omgeving (partner, ouders,
vertrouwenspersoon). Door observatie in de vertrouwde omgeving en/of in een
ander milieu en een psychiatrisch onderzoek kan de diagnose gesteld worden.
Andere mogelijke onderzoeken zijn een neurologisch onderzoek, een psychologisch
onderzoek van de cognitieve mogelijkheden, en het opmaken van een psychologisch
educatief profiel (PEP). Het is belangrijk naar de volledige triade van
stoornissen te kijken, en zich niet te beperken tot een deel ervan, zoals de
communicatie of stereotiep gedrag.
De diagnose autisme kan gesteld worden na een uitvoerig multidisciplinair
onderzoek door een team met een ervaring op het gebied van autisme
(bijvoorbeeld een regionaal autismeteam, een gespecialiseerd universitair
Ambulatorium of een (academische) polikliniek voor kinder- en
jeugdpsychiatrie). Maar de diagnose kan ook door een GZ-psycholoog of
(kinder)psychiater gesteld worden die deskundig is op het gebied van
autisme.
Wat betekent het als je autisme hebt?
Voor iedereen betekent de diagnose autisme iets anders. Er is
een grote verleiding tot generaliseren van gevolgen van autisme in het
dagelijks leven. Veel verschillende (belemmerende en beschermende) factoren
bepalen de mate waarin iemand 'last' heeft van zijn/haar autisme.
Grote gemene deler is dat veel mensen met autisme problemen
ervaren in het menselijk verkeer. De vaardigheden om gedrag en gevoelens van de
ander in te schatten zijn veelal beperkt. Hierdoor is het vaak lastig om aan te
sluiten leeftijdsgenootjes, waardoor er een grote kans is dat men
'buitengesloten' wordt. De beperkte, vaak eenzijdige, interesse kan leiden tot
beperkte ontwikkeling, waardoor de kans op aansluiting met anderen ook
bemoeilijkt wordt.
Generaliserend gezegd kan worden vastgesteld dat mensen met autisme het contact
met de medemens moeilijk kunnen maken. Hierdoor is het voor mensen met autisme
lastiger om te participeren in werk, relaties, sociaal verband en ervaren ze
meer psychische onvrede.
Van ouders met een autistisch kind wordt veel gevraagd in de opvoeding. Voor de
diagnose wordt gesteld hebben ouders al de nodige moeilijke momenten en
teleurstellingen doorstaan. Na de diagnose is er behoefte aan verwerking en het
kunnen 'plaatsen', opnieuw begrijpen en beter leren omgaan met hun kind kind.
Daar is vaak steun bij nodig.
Wat kun je doen aan autisme?
Autisme is niet te genezen. Met autisme kun je wel leren omgaan.
Voor zowel de persoon die autisme heeft als de personen die te maken hebben met
iemand met autisme. Omdat veel mensen met autisme, zonder de juiste
begeleiding, veel ontwikkelingskansen missen is het van groot belang dat deskundigen
betrokken zijn bij in de stimulering van de ontwikkeling. Dat begint al op
jonge leeftijd. Een kind met autisme loopt de kans snel in zijn/haar
(sociaal-emotionele) ontwikkeling achter te raken. Begeleiding die zich richt
op het wegwerken/beperken van de achterstand is essentieel.
Positieve ervaringen met leeftijdsgenoten vergroot het gevoel
van eigenwaarde, verlaagt de sociale angst en vergroot de adequate sociale
vaardigheden.
Het is belangrijk om een situatie te creëren die uitnodigt tot het ontwikkelen
van vaardigheden, waarbij parallel een proces in gang wordt gezet die tot doel
heeft de sociale omgeving te versterken. Essentieel hierbij is het vermogen te
kunnen denken in de mogelijkheden, veel meer dan te denken in belemmeringen of
onmogelijkheden. Wat je moeilijk vind is toch te leren, wat je echt niet kunt
is te accepteren.